vrijdag 30 maart 2012

Recensie 'De Aanslag' - Harry Mulisch

De Aanslag: spannend, vlot, mooi en filosofisch

Harry Mulisch, De Aanslag, De Bezige Bij, 2010 (eerste druk 1982), 348 blz.

Door Sara Visser, 4b
‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog’, zei Harry Mulisch (1927 - 2010) ooit. Dit citaat typeert niet alleen zijn schrijverschap, maar ook hemzelf. Mulisch, naast Willem Frederik Hermans en Gerard Reve één van de zogenaamde ‘Grote Drie’, groeide namelijk op als zoon van een Oostenrijkse collaborateur en een joodse moeder. Hij publiceerde o.a. poëzie, essays, reportages en toneel, maar vooral veel romans en verhalenbundels. Dat de Tweede Wereldoorlog zo bepalend voor zijn leven was, blijkt ook uit zijn roman De Aanslag (over de nasleep van de Tweede Wereldoorlog), één van zijn ‘jongensboeken-voor-volwassenen’, zoals oud Boekenchef van NRC-Handelsblad Pieter Steinz De Aanslag typeerde, die in 1982 in de boekenwinkels verscheen.
De Aanslag gaat over Anton Steenwijk, die tijdens de Tweede Wereldoorlog een opgroeiende jongen was en door een ingrijpende gebeurtenis toen de rest van zijn leven wordt vervolgd door de vraag wie schuldig is: ‘Was iedereen schuldig en onschuldig? Was de schuld onschuldig en de onschuld schuldig?’, vraagt Anton zich aan het einde van De Aanslag af, als hij het mysterie uit zijn jeugd heeft ontrafeld.
Met dat mysterie begint het spannende verhaal. Het is midden in de Hongerwinter, wanneer plotseling zes scherpe knallen weerklinken op straat, waarop vervolgens het lijk van de NSB’er die is doodgeschoten vóór het huis van de familie Steenwijk wordt neergelegd. Anton, net twaalf, heeft nauwelijks door wat er is gebeurd of hij wordt uit zijn huis gesleurd en meegenomen, om vervolgens toe te kijken hoe zijn huis in brand wordt gestoken. Als enige van de familie Steenwijk die niet terplekke wordt gefusilleerd, blijft Anton achter met de schuldvraag die hem de rest van zijn leven zal obsederen. Steeds wanneer hij denkt deze gebeurtenis en de vraag wie erachter zat los te kunnen laten, ontmoet hij overlevenden van toen en de nazaten van vermeende schuldigen, die hem stapje bij beetje steeds meer laten weten over hoe de zaak in elkaar steekt, wat er is gebeurd en wie verantwoordelijk is voor de doden.
Behalve dat De Aanslag een echte who/whydunnit is, die even spannend als vlot geschreven is, maken de compositie in vijf verschillende, naoorlogse tijdepisodes en de goedgekozen beeldspraak een bijzondere en indrukwekkende oorlogsroman van De Aanslag.
Mooi is bijvoorbeeld de wijze waarop de alwetende verteller aan het begin van het verhaal beschrijft hoe Anton, wanneer hij in de verte staart en naar de rimpelingen van het water kijkt, elke keer probeert ‘vast te stellen, hoe het zich nu precies voltrok’ en dat ‘elke keer de factoren aan groeiden tot een patroon, dat hij niet meer kon overzien.’ Deze beeldspraak, die niet alleen op de fysieke rimpelingen van het water slaat, maar ook op de complexiteit en wanorde van de Tweede Wereldoorlog, herhaalt zich aan het einde, als het mysterie is ontrafeld en Anton, als volwassen man die meeloopt in de anti kernwapendemonstratie van 1981, tot het inzicht is gekomen dat het verleden niet te veranderen is: ‘Maar wat doet het ertoe? Het is allemaal vergeten. De kreten sterven weg, de golven trekken glad, de straten raken leeg en het wordt weer stil.’
De stilte, ‘die de oorlog tenslotte was in Holland’, de willekeur van het lot en de vage scheidslijn tussen goed en kwaad, wordt door Mulisch knap voelbaar gemaakt. Deze thema’s komen bovendien knap terug in de sfeervolle en beeldende (landschaps)beschrijvingen. Bijvoorbeeld, wanneer Anton, inmiddels rond de twintig, voor het eerst weer terugkeert naar zijn ouderlijk huis en de plek waar ‘de aanslag’ was gebeurd in zich opneemt: ‘De drie huizen. Een open plek tussen het eerste en het tweede, als een gehavend gebit. Alleen het hek was er nog [… ] Terwijl mussen kabaal maakten in de boompjes, zag hij het huis weer verrijzen: opgebouwd uit transparante stenen, het glas en het riet van zijn herinnering’.
Tot slot geeft de alwetende verteller aan de dialogen een mooi ethisch-filosofisch tintje, op een manier die je aan het denken zet. Dit komt goed naar voren in een gesprek tussen Anton en een vermeende schuldige (uit het verzet), die zijn oorlogsdaden probeert goed te praten door het filosofische vraagstuk over hoe je moet handelen en of je moet handelen naar zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen, ter sprake te brengen: “… Dan kan alle liefde en geluk en goedheid van de wereld niet opwegen tegen de dood van ook maar één kind. Het jouwe, bijvoorbeeld. […] Dus deden we het.’ ‘Weegt het er dan wel tegen op?’ vroeg Anton plotseling.’
De spannende vorm, de vlotte en toch ook heel mooie schrijfstijl en de ethische vragen die Mulisch je voorschotelt, maken dat De Aanslag voor mij een van de betere oorlogsverhalen is: een literaire must!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten